Re: Hoofdstuk 15 - De Dood en de Natuur
De jonge bard staat bezwaard naar zijn vrienden te luisteren. Ook hij voelt de spanning in de kamer, en herinnert zich de laatste opdracht van Belin nog maar al te goed. De woorden van de God blijven in zijn hoofd hangen.
Als het even stil blijft, en hij wordt aangekeken, legt hij tot slot zijn spullen op de grond, doet een stap richting Meancolin, en omhelst de bleke gnoom. Lange tijd houdt Radji hem stevig vast, alsof hij hem niet wil kwijt raken in de komende gebeurtenissen.
Dan kijkt hij hem aan en zegt: "Mijn vriend, mijn vreemde vriend. Ik heb je gemist...
De loep die we doorbroken hebben, heeft de oorlog in gang gezet. Ik ben bang dat ik aan de verkeerde zijde sta, maar weet niet wat ik er aan kan doen.
Belin heeft me ingelijfd. Ik ben vanaf nu de zijne. Oh, het lot is mij ongunstig gezind. Ik zal door mijn familie verstoten worden om mijn daden, en voor eeuwig onterft worden.
Het ergste van allemaal is, dat ik de kobolt Lewk moet omleggen, maar ik ben bang dat ik dat niet kan. Ik ben bang mijn vriend, dat ik ook jou ga kwijt raken."
De stem van de elf breekt en tranen beginnen over zijn wangen te rollen. "Ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik mis Samuel en Sighar, en wou dat alles weer opnieuw begon. Die stomme loep was zo slecht nog niet." Radji glimlacht om de ironie van zijn woorden.