D
. . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
B . . * . . B
1 . . . . . 4
. . . . . . .
. . . . . . .
B . . . . . B
2 . . . . . 5
. . . . . . .
. . . . . . .
B . . . . . B
3 . . . . . 6
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . .
D
B1 = Humanoïde met vier tentakels rond mond Energie: Geel
B2 = Groot beest met veel ruggengraat en brein Energie: Geel
B3 = Brein op poten Energie: Geel
B4 = Menselijke man, weinig verteerd Energie: Zwart
B5 = Menselijke vrouw, erg verteerd Energie: Zwart
B6 = Menselijke man, weinig verteerd, groene energie? Energie: Zwart
Radji, Lewk en Samuel hebben aan de ene kant van de kamer een goed gevoel en aan de andere kant van de kamer een slecht gevoel. (Radji voelt zich beter rechts en slechter links bij de andere 2 is dat andersom). Meancolin probeerd de deur te openen (schijf) zoals hij dat bij de vorige deed, maar dat lukt niet. Men besluit om het kompas op te pakken om te kijken wat er gebeurd, Pègrin wist al te vertellen dat er een mechanisme aan verbonden was. Op het moment dat het kompas wordt opgetild gaat de schijf open en zakt het zwarte uit de buizen.
In de buizen zitten: zie kaartje.
D
D . . . D
. . . . .
D . . . . . D
. . . . .
. . . D
D
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
D
Een lange gang leidt achter de weggevallen zilveren schijf naar een volgende kamer. Als wij in de kamer staan kijkt Meancolin nogmaals op het kompas en ziet dat de wijzers precies naar de deuren wijzen, west, noordwest, noordoost, en oost. Er wordt gezocht naar een verborgen deur in de zuidwestelijke muur maar die is er niet (de deur). Daarna wordt er besloten om de westelijke deur te nemen (witte wijzer op het kompas).
. | .
. . | . .
. . W . . D . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . D <-Party
. . .\.
. . \
Een lange gang leidt wederom naar een ronde kamer. In het midden van de kamer staat een glazen buis met een dunne witte straal (een soort draad van energie) in het midden van de buis. In de sokkel van de glazen buis (onttrokken aan het zicht)wordt de straal schijnbaar gespleten en door twee buizen op de grond in noordelijke en zuidoostelijke richting gevoerd.
We gaan terug en nemen de noordwest deur, deze rolt, net als de deur naar de gang die naar de westelijke kamer leidt, open als de groep in de buurt komt (dit ligt niet aan het kompas).
Hier zien we hetzelfde tafereel als de vorige kamer alleen dan met een gele straal (zie kaart voor plattegrond), ditmaal is er maar één richting waarin het wordt afgevoerd of aangevoerd.
De noordoostelijke kamer is weer bijna hetzelfde alleen dan met paarse energie, de buis waar bij de vorige kamers slechts een dunne straal energie te zien was, is bij deze helemaal gevuld met woelende energie.
De oostelijke gang kan Lewk niet in, hij wordt bevangen door een vervelend gevoel (Radji voelde zich niet zo fijn bij de witte en de gele energie, maar niet zo erg als Lewk dat nu heeft bij de zwarte energie). Samuel kan nog wel iets verder, maar de kamer in stappen lukt echt niet. Als de rest in de kamer is (Radji, Pègrin en Meancolin) voelt Radji zich heel erg goed, de buis is volledig gevuld met kolkende zwarte massa die met volle overtuiging de buis vult.
Daarna wordt de zuidoostelijke kamer onderzocht, deze is klein en de vloer wordt gekenmerkt door het teken van Hamador in negatief reliëf (uitgehold, dus niet bol reliëf, zoals in de godenhal).
Als laatste wordt de noordelijke deur geopend. De gang erachter is langer dan de eerdere gangen en komt uit op een schijf die niet opengaat. Wel hangt er een bordje met het woord “kloppen” erop geschreven. Lewk klopt op het bordje en de deur gaat open.
In de kamer daarachter is één ding duidelijk aanwezig en dat is een glazen sarcofaag. Er gaan vier energie stromen naartoe en er staat een kistje voor. In de sarcofaag is een man te zien in witte kleding, de man ligt helemaal stil alsof in rusttoestand. In het kistje zitten 42 paarse edelstenen van relatief lage waarde.
Op de kist zit een knop, bij het indrukken ervan ontwaakt de man. Hij stelt zich voor als 311, hij blijkt te weten wat/wie Meancolin is. Meancolin verteld hem dat hij 476 is. De man is rustig en verteld iedereen dat de cirkel in de tijd van Glimmeshine verbroken moet worden door iets te doen wat men nog niet eerder heeft gedaan. De man is erg vaag in wat hij verteld, hij verteld dit met een reden te doen. Als wij volgens hem alles zouden weten wat hij weet, dan zouden wij geen verschil meer kunnen maken en zou alles zich wederom herhalen.
Hij verteld ons wel dat het zwaard van Belin Horatio aangeraakt moet worden door Meancolin, zodat het geen kracht meer heeft. 311, die zich ook Valkorian noemt, vertelt dat Belin Horatio een god is en dat het zwaard door Meancolin aangeraakt moet worden zodat de goddelijke kracht die in het zwaard zit genihileerd wordt. Volgens 311 moesten wij niet naar het steen zingen want dat zou niet goed zijn maar wat er niet goed aan zou zijn vertelde hij niet.
Verder verteld 311 over wat de andere kamers inhouden, hij verteld dat elke kleur energie een bepaalde soort is (zie maps thread) endat het teken van Hamador een teleportatie stelsel is dat over de hele wereld verspreid is. 311 verteld Meancolin dat zijn kracht in de onwetendheid van hem ligt en dat hij ook niet moet proberen om te veel wetend te worden omdat dat bij wijze van spreken zijn doodvonnis is. Dan laten we 311 achter ons.
Terug in de herberg. Na het avondeten vertelt Meancolin wat hij beloofd had te vertellen, Pègrin gaat op zijn kamer lezen in zijn boek.
(dit stukje is iets uitgebreid omdat ik het beter kan opschrijven dan dat ik het heb kunnen vertellen, ik kwam niet zo lekker uit mijn woorden)
Meancolin vertelt dat zijn oudste herinnering terug gaat naar de tijd dat hij nog niet op deze wereld was. Een mannelijke stem vertelde hem dat hij op reis zou gaan en dat men hoopte dat het schild hem niet zou verpletteren. Jaren later, na de ontmoeting van hem met Pègrin, Lewk, Samuel en Radji in Glimmershine, krijgt hij ’s nachts een droom.
Hij vertelt hoe hij in een capsule zat en op weg was naar een stad die in een ruimteloze ruimte was gebouwd en dat er overal dergelijke capsules op de stad “afvlogen”. In zijn hoofd zei een stem iets tegen hem. Woorden die hij niet begreep. Toen de gnoom de stem vroeg wat hij zei, sprak de stem in common, dat de strijd tegen de goden was begonnen, dat de tijd daar was. De gnoom begreep er niks van en vroeg de stem om uitleg.
De stem werd kwaad en zei dat Meancolin beïnvloed was door de goden en dat hij zelfmoord moest plegen. De gnoom vertelde dat hij daar uiteraard niks voor voelde en zei tegen de stem dat dat niet zo was. De stem zei dat de goden er alles mee te maken hadden.
Op dat moment keerde een aantal capsules zijn richting op en werd hij naar zijn belevenis neergeschoten, waarna hij weer wakker werd…
Met witte haren en witte ogen. Hij voelde zich niet helemaal normaal meer. Dit was ook te merken aan de gelaatsuitdrukking van zijn kompanen.
Ook vertelt Meancolin dat toen de groep in gesprek was met Ortmund Horatio, hij een boodschap kreeg door een gat in de realiteit. Een stem vertelde hem dat er een boodschap op een donkere plek voor hem was. Toen is hij naar de put gelopen en er als eerste in gegaan.
Na dit verhaal gaat men naar bed om een aantal uur later wakker te worden van gumoer in het dorp. Als men beneden is, is Pègrin al naar buiten en krijgt men te horen dat er een klopjacht is opgezet omdat er iemand schijnbaar wou inbreken in de goede smidse.
De volgende ochtend gaat de groep naar Horatio om hem te vertellen dat de put is hersteld. Die was namelijk leeggelopen, waardoor de deur naar Valkorians sarcofaag complex open kwam te liggen. Dat is waar de boodschap die zij tijdens het verblijf bij Ortmund naar verwees en waar Meancolin dus op gereageerd heeft. Ortmund Horatio geeft de avonturiers 250 goudstukken en 4 darkjes (cure light wounds: 1d8+1).
50 goudstukken worden gelijk weer terug gegeven om één maand het huis van de paladijn te huren die nu niet meer bestaat. De drankje zijn gemaakt door Lavanion, een druïde en beschermer van de bossen om Glimmershine. Dit beschermen doet hij samen met een vrouwelijke Ranger, genaamd Eliziane.
Pègrin vraagt Ortmund of hij het zwaard al gevonden heeft waarvan hij aan Pègrin had gevraagd om het te zoeken. Hij vertelt dat het zwaard in een crypte in de Morsabergen ligt, in het graf van zijn voorvader, Belin Horatio. Hij wil dat zwaard hebben, maar ondanks dat hij weet waar het ligt, is het nog nooit iemand gelukt om het graf te betreden. De deur staat open maar niemand kan over de drempel stappen.
Na het gesprek gaat men naar het nu gehuurde huis en zoekt een kamer uit. Er zijn geen meubels in het huis maar die worden verzorgd door Ortmund. Lewk gaat het huis uit terwijl iedereen zijn ding doet. Aan het einde van de dag (toch?) komt Lavanion bij ons huis aan en vraagt ons mee te gaan met hem. Lewk is bij zijn huis en er is iets met Eliziane aan de hand.
Wij lenen paarden van Ortmund en rijden naar het huis van Lavanion en Eliziane. Daar aangekomen ligt Eliziane op bed, terwijl Lewk haar probeert te verzorgen. Als Eliziane Samuel ziet, komt ze langzaam ietsjes overeind en begint iets te prevellen over Firrit. Dat moet Samuel beschermen. Ze noemde het volgens Lavanion ook wel ‘de gave van het vuur’ en bracht het ook vaak met Wanan, Urtur en
Legle in verband. Lavanion weet zelf ook niet goed wat het zou moeten betekenen. Eliziane raakt Samuel aan en sterft dan. Ze heeft schijnbaar de gift van het vuur aan Samuel overgedragen en is toen gestorven.
Radji rijdt alleen terug naar Glimmershine en schrijft onderweg een lied voor haar. Als hij terug komt bij de hut van Eliziane en Lavanion, is Ortmund Horatio met hem meegekomen.
Er wordt een begrafenis gehouden voor Eliziane. Op de begrafenis is niemand echt geroerd door de gebeurtenis behalve Ortmund, die lijkt wel enigszins geroerd te zijn. De andere mensen die afscheid komen nemen lijken bijna apathisch te zijn.
Na nog een overnachting bij het huis vertrekken de avonturiers richting de bergen. Van plan om door de bossen te gaan overnachten zij ietsjes voor het bos. Als zij ontwaken hebben ze het idee dat er iets is veranderd maar geen van hun kan zeggen wat precies. Tijdens de tocht door het bos bemerkt ieder van hen dat het erg stil is, alsof alles in afwachting is van iets dat gebeuren gaat. Het is niet zozeer dat er geen geluid is maar dat er geen dierengeluiden zijn die je wel zou verwachten in een bos.
Na nog een stuk te hebben afgelegd liggen er vijf bomen over de weg, ze zijn bij de grond omgebogen/gebroken. Na wat onderzoek worden er grote sporen gevonden van een ondefinieerbaar iets. Ook loopt er een dun lijntje langs de sporen alsof er iets duns over de grond sleept. Voor de rest vinden ze niks, de sporen blijven parallel aan de weg lopen.
De avonturiers besluiten door te gaan. Ongeveer anderhalf uur later is er nogmaals hetzelfde tafereel. Dit keer zien twee personen de aarde in de verte bewegen. Er komt een groot wezen uit de grond zetten, het bestaat uit aarde en takken en wortels door elkaar. Het spreekt Lewk aan in een voor de rest onbekende taal. Volgens Lewk noemt het wezen hem zijn meester en noemt het Radji “lach”.
Het wezen vertelt Lewk dat hij zijn fort moet claimen. Lewk is nogal verbaasd dat hij het bijna niet kan verwoorden naar de rest van de groep. Het wezen vertelt hem dat het ten zuid oosten ligt. De groep besluit er heen te gaan, men loopt ongeveer twee uur achter het wezen aan dat er flink de pas in houd. Dan komen ze op een open plek waar vijf gebouwen staan en vier fonteinen aarde de lucht in spuwen. De gebouwen zijn verbonden met muren met looppaden erop en af en toe een trappetje om erop te kunnen komen.
Men wil naar binnen gaan maar nog voor de groep aanstalten doet komt het wezen in actie en vertelt Lewk dat het niet slim is om de dood het inner heilige te laten zien. Bij het uitspreken van deze woorden kijkt het wezen vervaarlijk naar de jonge elf.
Lewk en Radji krijgen een discussie over het feit dat de een vindt dat hij de ander moet vertrouwen en de ander vindt dat hij best eerst zelf op onderzoek uit mag. Om de gemoederen wat te sussen besluit de rest van de groep ook buiten te blijven terwijl Lewk het complex bezoekt.
Na een korte tijd komt Lewk bij een ander gebouw weer naar buiten en nodigt de rest uit om te komen kijken. Hetgeen wat van de buitenkant te zien is, is maar een klein deel van het complete complex. Er zijn vijf ongedefinieerde kamers en twee kamers die al een functie hebben.
De ene kamer is duidelijk een kamer waar Lewk een affiniteit voor voelt. De vloer is van zand en een aantal stenen vormen op dat zand een cirkel. De andere kamer is er één met een lange houten tafel, alwaar Samuel zich wel op z'n gemak voelt. Als een herinnering komen er beelden bij hem boven drijven, waarin hij zichzelf belangrijke beslissingen ziet maken in deze kamer. Beslissingen waar Lewk het niet altijd mee eens is, maar ja. In tegenstelling tot Lewk kan Samuel inzien, dat ook de natuur wat moeten lijden om er uiteindelijk sterker uit te komen.
Na het bezoeken van het fort en te hebben gevraagd of het wezen het wil bewaken in de tijd dat Lewk weg is, gaat de groep weer verder. Men komt zonder problemen weer bij het pad.
Als de groep bij de omgevallen bomen komen richten deze zich weer op tot er niet meer te zien is dat ze ooit op de weg lagen. Ook het geluid van de dieren is weer teruggekeerd.
Vogels fluiten weer en af en toe ritselt er een struikje. Het bos leeft weer.
De weg verloopt voorspoedig, bij de voet van de bergketen gaat er een zandweg naar links het hoofdpad af, de groep verwacht dat pad te moeten hebben en slaan links af. Het pad is goed begaanbaar en ongeveer 2 meter breed, de paarden sloffen vredig door het mulle zand. Op een gegeven moment gaat er een smal pad van de weg af, men besluit om dat pad te nemen omdat het langs een ravijn lijkt te gaan. Zij zetten de paarden op een geschikte plek en gaan te voet verder.
Het was maar goed dat ze de paarden niet mee hadden genomen want het pad kronkelt langs de bergwand. Na een lange tocht te voet komen ze bij een twee meter brede trap aan, de trap is nauwelijks gesleten en is dus duidelijk weinig gebruikt ondanks dat hij al wel wat ouder is.
Bovenaan de trap aangekomen staat de groep op een winderig plateau. (zie maps thread) met een put en meerdere halve pilaren van die pilaren die slechts voor de sier zijn, zonder dat ze iets ondersteunen.
This message was last edited by the GM at 14:34, Tue 20 Nov 2007.